grafisch ontwerpen handboek samenvatting.

jan pardon
3 min readMar 22, 2021

een basic samenvatting van hoofdstuk 1. van het handboek voor de grafische industrie, met alle kernwoorden.

voor MBO mediavormgeving niveau 4 studenten. dit boek word gegeven door de NTI aan alle studenten van deze studie in 2019/ 2020/2021.

Secundair onderzoek VS primair onderzoek.

Het is belangrijk om zoveel mogelijk beeld en materiaal te verzamelen ter referentie.

Daarbij is het belangrijk om dingen in de context te plaatsen. En te zien hoe het zich in de wereld verhoud.

Primair onderzoek is het zelf vergaren van materiaal door het maken van foto’s, prototypen en het tekenen en interviewen van mensen. Beelden en materiaal wat je zelf maakt/vergaart.

Secundair onderzoek is het verzamelen van materiaal wat andere mensen hebben gemaakt.

Kleurstalen, geschreven teksten, artikelen, archiefbeelden van historische reclame, ect.

lineair redeneren en lateraal denken.

Lineair redeneren is een strategisch denkprocess waarbij je stap voor stap logica gebruikt om tot een goed ontwerp te komen.

Lateraal denken is een meer vrije manier van denken waarbij je verbanden zoekt en indirecte associaties probeert te vinden op een meer creatieve manier.

planning.

Abstractie, een esthetisch concept dat iets terugbrengt tot zijn meest minimale vorm of kleur/mood. Uit zijn originele context gehaald. Bijvoorbeeld details van architectuur of de natuur in een abstract ontwerp.

Documenteren, het registreren van bestaande vormen die interessant kunnen zijn voor in jouw ontwerp.

Representatie, het gebruiken van een vorm om diezelfde vorm uit te beelden, je tekent bijvoorbeeld een blad omdat je een blad wilt laten zien.

Non representatie, het gebruiken van vormen voor iets anders dan wat het origineel is. Je tekent bijvoorbeeld een blad na maar gebruikt die vorm in een visueel ontwerp wat daar niks mee te maken heeft.

Brainstormen:

Een visueel hulpmiddel om lateraal te denken, vaak door middel van tekeningen en lijntjes waarbij je connecties legt tussen associaties en ideeën.

Krabbel:

Kleine ruwe representatie van het grotere plaatje of het eindresultaat van het ontwerp.

Theorien over text en beeld.

Retoriek.

De toon van een boodschap, stijl van discussie. Aangepast op de doelgroep.

Didactiek.

Een ondubbelzinnig symbool. Bijvoorbeeld verkeersborden. Die niet beïnvloed word door taal en cultuur.

Metafoor.

Een ding dat staat voor iets anders. Bijvoorbeeld “een eitje” voor iets wat makkelijk is.

Poetisch.

Stijl die creatiever is maar ook meer open voor interpretatie.

Semiologie.

Systeem waar mensen connecties leggen bij bepaalde afbeeldingen.

Bijvoorbeeld een boek met leren.

Symboliek.

Het linken van symbolen met betekenissen, bijvoorbeeld een rode cirkel met “stop!”

Doelgroep, markt en concepten.

Verdiep jezelf in je doelgroep. En pas je ontwerp op hen aan.

Klantenprofiel.

Proces waarbij de interesses, verlangens en trends van een doelgroep worden vastgesteld.

Marktonderzoek.

Het process waarbij de gegevens over een kwestie worden verzameld aan de hand van vragenlijsten, interviews en opmerkingen van het publiek.

Publiek.

Kijkers, consumenten en deelnemers aan ontwerpprojecten.

Planning.

Het is belangrijk je ontwerp duidelijk te visualiseren en vorm te geven met o.a. schetsen voordat je begint met het daadwerkelijke ontwerp.

Comps.

Een gedetailleerde schets van hoe het eindproduct moet worden.

Paginaoverzicht.

Een geordend overzicht van de pagina’s van een boek of tijdschrift.

Storyboard.

Een overzicht door middel van een reeks tekeningen/schetsen die de chronologische volgorde van een verhaal of film weergeven.

--

--

jan pardon

digital and traditional artist, gamer. user of things, eternal student.